DOEN – 4. Experimenteren met vormen

Laat de kinderen vrij experimenteren met vormen door uit grote vellen papier te scheuren of te knippen. Of door vlekken te maken met verf, ecoline, koffie, thee.

Experimenteren met vormen toegepast in een les:
Vreemde vogels
1. Inspiratie: Kijk, om de les te beginnen, bij inspiratie voor de introductie van het thema.
2. Doen: bespreek met de kinderen in de kring hoe vogels eruit zien. Ze hebben een lijf. Wat hebben ze nog meer? Zo komen ook de snavel, de staart en de vleugels aan bod. Steeds knipt er een kind een vorm uit wit papier uit. Op deze manier bouw je samen met de kinderen in de kring een vogel op uit vormen. Het gebruik van de schaar kan hierbij in de kring uitgelegd of herhaald worden. Laat indien nodig de kinderen eerst met gebaren of al tekenend in de lucht uitleggen hoe de vorm van bijvoorbeeld de snavel er volgens hen uitziet. Vervolgens gaan de kinderen in hun eigen groepje zelf aan de slag en bouwen hun vogel uit zelf geknipte vormen. De kinderen kunnen nu zelf kiezen uit de kleuren papier die ze willen gebruiken. Herinner de kinderen tijdens het werken eraan om na te denken wat een vogel allemaal heeft. Laat ze ook weten: er is genoeg papier dus als het knippen niet in één keer lukt is dat geen probleem, probeer het gewoon nog een keer. De plakstiften uitdelen als de kinderen enkele vormen geknipt hebben.
3.Reflectie: Kijk bij reflectie om de kinderen te stimuleren hun verbeelding te uitten en om de les goed af te sluiten.

Blaasmonsters
1. Inspiratie: Kijk, om de les te beginnen, bij inspiratie voor de introductie van het thema.
2. Doen: Geef de kinderen een grote druppel ecoline (met je rietje, duim erop houden en duim loslaten als je de druppel wilt laten vallen), laat hem vallen op de plek waar ze dat mooi vinden, op deze manier kunnen ze meteen naar de druppel gaan blazen. Zorg dat het kind een (rond) velletje en een kort rietje krijgt. We blazen eerst met de rietjes de ecoline, verf op het ronde velletje. Laat het even drogen. Bespreek met ze of het beesten zijn die lopen over de bodem of zwemmen door de rivier, of zouden ze ieder moment hier de kant op kunnen kruipen? Hebben ze dan nageltjes nodig of grote tanden, zwemvliezen? Die tekenen we dan met pen aan ons beest, daarna plakken we met lijm het oogje op de juiste plek. Is het een rivierbeest dan knippen we wat kleine sliertjes en maken we plantjes die we erbij kunnen plakken. Heeft het beest een wat vastere grond nodig dan kiezen we hele mooie steentjes uit en verven we de bodem. Plak er een tiket erop met zijn naam en eetgewoontes, leuke/slechte eigenschappen en klaar is het beest!
materialen:
– (ronde) velletjes papier;
– rietjes (door midden geknipt);
– oogjes;
– lijm;
– pennen;
– scharen;
– plakkaatverf (aanlengen met water) of ecoline;
– crêpepapier om sliertjes (plantjes) van te knippen;
– steentjes.
3. Reflectie: Kijk bij reflectie om de kinderen te stimuleren hun verbeelding te uiten en om de les goed af te sluiten.