DOEN – 1. Experimenteren met klei

Alle kleuters werken graag met klei. Het is mooi materiaal om ruimtelijk mee te werken. Werken met echte klei is een ervaring voor de tastzin; de klei voelt hard en vaak koud aan. Het vergt wel wat voorbereiding en schoonmaakwerk achteraf. Als afwisseling of alternatief kan ook gewerkt worden met gekleurde plasticine klei. Als de klei is uitgedeeld, krijgen de leerlingen eerst de tijd om te ontdekken wat de mogelijkheden van klei zijn, ze mogen vrij experimenteren met het materiaal. De leerkracht geeft om te beginnen losse opdrachtjes zoals: de klei kneden, een slangetje rollen, een bolletje draaien. Pas na het ontdekken van klei volgt een meer concrete opdracht.

Experimenteren met klei toegepast in een les:
Jezelf kleien
1. Inspiratie: Kijk, om de les te beginnen, bij inspiratie voor de introductie van het thema.
2. Doen: De kinderen gaan staan en voelen en benoemen bij zichzelf wat ze allemaal hebben: Hoofd, haar, lijf, armen, benen, aantal tenen, enz. De kinderen doen actief mee. Klei uitdelen: de kinderen laten experimenteren met de klei, de leerkracht experimenteert mee en geeft zo aanwijzingen. Bijvoorbeeld: ballen, rollen, grote stukken en kleine stukken. Jezelf kleien: de kinderen gaan nu zichzelf kleien. Opnieuw in het kort de lichaamsdelen benoemen. De meeste kinderen beginnen met het hoofd. Ondertussen kunnen de oogjes uitgedeeld worden. De kinderen moeten nog klei overhouden voor het lijf. Wanneer de meeste kinderen een eind zijn met het lijf, worden de volgende materialen uitgedeeld: kraaltjes, schroefjes, stukjes stof, wol, en stukjes rietjes uit om haren, gezichten en kleding te maken. Materialen:
– gekleurde klei
– oogjes
– scrap
– kleine stukjes rietjes, prikkertjes
– pijpenragers
– strijkkralen
– stukjes stof
– stukjes wol
3. Reflectie: Kijk bij reflectie om de kinderen te stimuleren hun verbeelding te uitten en om de les goed af te sluiten.