DOEN – 5. Beweging

Beweging kan zowel met materiaal als met het eigen lichaam worden ingezet tijdens de beeldende les. Kies bewust materiaal dat past bij de opdracht, bijvoorbeeld: met verf en houtskool kunnen grote bewegingen op grote vellen gemaakt worden terwijl bij potlood veel kleiner gewerkt kan worden en daar dus hele andere bewegingen bij komen kijken. Met beweging kan tijdens de les ook het hele lichaam ingezet worden. Beweging kan ook ingezet worden met het werkstuk dat de kinderen zelf gemaakt hebben tijdens de beeldende les. Bijvoorbeeld bij een les waar de kinderen bij een verhaal een ‘figuurtje’ hebben gemaakt kunnen de kinderen met hun ‘figuurtje’ meedoen in het verhaal.

Beweging toegepast in een les:
De wilde zee
1. Inspiratie: Kijk, om de les te beginnen, bij inspiratie voor de introductie van het thema.
2. Doen: In het water zitten golven, soms grote golven, als het heel hard waait en stormt, en soms kleine golven, als er geen wind is en de zon lekker schijnt. We oefenen grote golven met onze vinger in de lucht en kunnen daar ook bij blazen. Kleine golfjes maken we heel stilletjes met onze vinger in de lucht. Als je een wilde zee dans wilt maken klik dan naar theater: ketting. Nu de kinderen weten hoe een zee eruit kan zien en bewegen krijgt ieder kind een stevig wit A3 vel. Dan krijgt ieder kind een kwast (leer de kinderen de kwast dicht bij de kwast vast te pakken) en bakjes met een paar kleuren verf (geen potten water). We gaan de zee verven op het grote vel, het hele vel moet vol golven.
materialen:
– verf: veel blauw en wit, weinig geel en groen
– kwasten
– A3 papier 200 gr
– bakjes voor de verf
– schorten
Extra: in een volgende les kunnen er vissen of een bootje worden gemaakt die in de zee geplakt worden.
3. Reflectie: Kijk bij reflectie om de kinderen te stimuleren hun verbeelding te uitten en om de les goed af te sluiten.

20161125_112619

#donker/licht
#wild/rustig
#groot/klein

Ik vlieg, ik zweef
1. Inspiratie: Kijk, om de les te beginnen, bij inspiratie voor de introductie van het thema.
2. Doen: Maak voor de les een serie armbanden van karton en verzamel slierten, slingers en repen stof. Laat de kinderen de armbanden versieren met de slierten, slingers en repen. Vervolgens kunnen de kinderen deze versierde armbanden omdoen en zo mooi zweven en wapperen als ze kunnen. Hoe lichter de slierten zijn, hoe beter ze zweven. Ga voor het laatste gedeelte van de opdracht lekker naar buiten.
3. Reflectie: Kijk bij reflectie om de kinderen te stimuleren hun verbeelding te uitten en om de les goed af te sluiten.

Kwallen in beweging
1. Inspiratie: Kijk, om de les te beginnen, bij inspiratie voor de introductie van het thema.
2. Doen: Na het inspiratiegedeelte weten de kinderen hoe kwallen eruit zien, hoe ze  bewegen, wat voor kleuren ze hebben.
Ieder kind krijgt een plastic doorzichtig bakje met een touwtje aan de bovenkant van het bakje bevestigd. Van vliegerpapier en plastic stroken maken de kinderen de tentakels van de kwal. De tentakels bevestigen ze aan het doorzichtige bakje. Hoe meer tentakels, hoe beweeglijker de kwal wordt. De kwal kan met het touwtje door het klaslokaal zwemmen en met alle kwallen bij elkaar ziet het er prachtig uit.
materialen:
– plastic vierkante bakjes met een touwtje
– vliegerpapier in de kleuren wit, blauw, paars, groen
– plastic stroken
– lijm
– scharen
– scrap: kraaltjes, knoopjes, steentjes
3. Reflectie: Kijk bij reflectie om de kinderen te stimuleren hun verbeelding te uitten en om de les goed af te sluiten.