DOEN – 10. Stel je voor

Met een ‘stel je voor vraag’ worden de leerlingen voor een dilemma gezet waarbij veel van hun verbeelding wordt gevraagd.

Stel je voor toegepast in een les:
Op de vlucht
1. inspiratie: Kijk, om de les te beginnen, bij inspiratie voor de introductie van het thema.
2. doen:
– Vertel de klas dat het op een dag begint te regenen in Nederland en niet meer stopt. Langzaam lopen de straten onder, al snel staat het tot je knieën. De dijken dreigen te breken en je moet vluchten. Wie en wat neem je mee? Inmiddels zijn de vliegvelden gesloten, de wegen staan zo ver onder water dat auto’s er niet meer kunnen rijden en aan bootjes is een tekort. Jullie moeten lopen… Na dagen en nachten lopen, komen jullie eindelijk aan op een droog stuk grond. Van de regering van het land waar jullie nu zijn mag je hier blijven totdat het in Nederland weer opgedroogd is. Jullie besluiten er het beste van te maken en bouwen een tijdelijk dorp. De materialen die de regering beschikbaar heeft gesteld liggen op een materialentafel (stukjes plastic, stokjes, papier, lapjes stof, etc.). In groepjes maken de leerlingen het tijdelijke dorp. De docent stelt steeds open vragen over wat de leerlingen aan het maken zijn en waarom.
3. reflectie: Kijk bij reflectie om de kinderen te stimuleren hun verbeelding te uiten en om de les goed af te sluiten.