Hoe kom je een stap verder?

Hier bijt de Maasmethode in zijn eigen staart. Denken gaat over reflecteren op wat je hebt bereikt en over ‘hoe nu verder’. Want hoe vaker je de verschillende werkvormen (bij Maken) toepast, hoe beter je ziet hoe ze werken, hoe ze uit te breiden zijn.

Waar ‘Denken’ ook over gaat is verder kijken dan het eerste idee. Meer te associëren of vragen te stellen. Iedere vorm roept nieuwe vragen en uitdagingen op, meer empathie. Iets wat eerst als raar of anders werd ervaren, kan nu op meer begrip rekenen, meer begrip voor jezelf en de wereld. Kunstkijken. Door een kunstbril op te zetten, krijg je meer vrijheid, meer ruimte, meer wijsheid. Wat heeft dit hele parcours opgeleverd? Is er meer kennis, inlevingsvermogen of kunstbewustzijn opgetreden?

Aantekeningen maken is ook al een vorm van een denkoefening. Net als bekijken wat je hebt onderzocht en wat het je heeft opgeleverd. Heeft de klas een conclusie getrokken op basis van het thema dat werd aangeroerd? Zo ja, wat is die conclusie dan en komt die overeen met jouw thema? Een groepsconclusie bij het onderzoeken van oorlog zou bijvoorbeeld kunnen zijn: oorlog voeren is oké, als je daarna maar vrede sluit.

Je kunt ook kijken naar de verschillende niveaus van feedback die je hebt gegeven: ging het vooral over (harde) kennis, over sociale vaardigheden, over kunstbegrip? Hoe ‘valt’ de les in het grotere geheel van lessen?

Denken bestaat uit twee stappen:
1. Afronding in de klas;
2. Dat wat je erna thuis doet.
De kurk waar alles op drijft is: inspiratie, associaties en vragen stellen.

Wil je een voorstelling maken, dan lees je bij samenstellen en presenteren hoe je het materiaal dat je met de kinderen hebt gemaakt tot theater kan maken.